Zorgplicht verzekeringsadviseur bij adviseren passende verzekering ondernemer.
Reikwijdte zorgplicht verzekeringsadviseur
Een werknemer van een verzekerde van Heilbron overkwam een ongeval met de lease-auto van het bedrijf. Zij liep daarbij letselschade op en stelde de werkgever aansprakelijk om redenen van ‘goed werkgeverschap’ (artikel 7:611 BW). Zij stelt dat de werkgever valt te verwijten dat hij geen adequate verzekering had afgesloten ten behoeve van de medewerkers voor dekking van schade die ontstaat in de uitvoering van de haar opgedragen werkzaamheden, zoals een schadeverzekering inzittenden.
Bedrijfsaansprakelijkheid
De onderneming heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven afgesloten bij Nationale Nederlanden. Verzekeraar heeft de aansprakelijkheid erkend voor het feit dat de onderneming verzuimde een passende verzekering af te sluiten. Nationale Nederlanden heeft de letselschade van de medewerker vergoed.
Omdat Nationale Nederlanden de letselschade uitkeerde aan de gedupeerde medeweker, vordert zij -als gesubrogeerd verzekeraar van de werkgever – terugbetaling van de schadevergoeding van de verzekeringstussenpersoon. Verzekeraar stelt dat de tussenpersoon is tekort geschoten door de werkgever niet te adviseren een passende schadeverzekering inzittenden of een soortgelijke verzekering af te sluiten.
Heilbron legt de gestelde beroepsfout door het niet adviseren een adequate verzekering af te sluiten voor aan haar aansprakelijkheidsverzekeraar. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van Heilbron wijst de aansprakelijkheid af.
De advocaat van Nationale Nederlanden legt de zaak voor aan de rechtbank Amsterdam. Deze wijst de vordering af. De rechter vind dat Lands Advies / Heilbron geen verwijt kan worden gemaakt. De rechter Amsterdam acht het geen beroepsfout dat niet is geadviseerd een SVI of andere verzekering af te sluiten die onderhavige schade zou dekken.
Hoger beroep hof Amsterdam
De advocaat van Nationale Nederlanden gaat in hoger beroep bij het hof Amsterdam. De enige grief is dat de verzekeringstussenpersoon wél tekort is geschoten in haar zorgplicht en de advisering jegens de werkgever. Uit consistente rechtspraak volgt dat het aan de assurantieadviseur is om te onderzoeken en adviseren over de af te sluiten verzekeringen door een klant. Dit aan de hand van een inschatting van de risico’s. Op de assurantietussenpersoon rust dit aangaande een onderzoekplicht, zij is immer de deskundige partij op verzekeringstechnisch gebied. Hierbij is van belang te inventariseren waaruit de werkzaamheden op de werkvloer bestaan en welke risico’s daarin schuilen.
Bij een commerciële functie en met de beschikking over een lease-auto ligt het voor de hand dat werknemers zich op de weg begeven voor het uitoefenen van de taak.
De verzekeringstussenpersoon stelt dat zij niet wist dat de werknemer auto’s ter beschikking stelde aan medewerkers. De werkgever had zij verzekerd sinds 2003 met uitzondering van de motorijtuigenverzekeringen. Zij was ook niet betrokken bij het afsluiten van de lease-contracten. De werkgever heeft er zelf voor gekozen om de lease-constructie aan te gaan en daar geen Schadeverzekering Inzittenden bij af te sluiten. Dat kan de verzekeringstussenpersoon niet worden verweten.
Tenslotte stelt de verzekeringstussenpersoon dat de Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (AVB) de schade van de medewerker dekt, er was dus een deugdelijke verzekering. De werkgever heeft daarom geen schade geleden, immers de schade is gedekt door de AVB.
Uitspraak hof Amsterdam zorgplicht verzekeringsadviseur
Het hof Amsterdam oordeelt dat het uitgangspunt is dat een assurantietussenpersoon jegens zijn klant ‘de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht’.
De verzekeringstussenpersoon moet waken voor de belangen van haar klant, dat wil zeggen de verzekeringsrechtelijke belangen. Hierbij moet de klant worden gewezen op de verzekeringstechnische risico’s van feiten en omstandigheden die de verzekeringstussenpersoon bekend zijn of redelijkerwijs bekend behoorden te zijn. De verzekeringstussenpersoon moet daarbij actief inventariseren de aard en het soort werkzaamheden van zijn klant. Hoe actief en hoe frequent is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Vast is komen te staan at er een gesprek plaatsvond en de bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd. Het betrof een klein team met directie en enkele administratief medewerkens. De directie hield zich bezig met aquisitie. De auto die ze daarvoor gebruikten was ondergebracht in hun eigen BV en via een andere verzekeringsadviseur verzekerd. Er werden toen nog geen auto’s geleaset. Ook vonden er jaarlijks ‘onderhoudsgesprekken’ plaats. In deze gesprekken is door de klant nooit gemeld dat er leasecontracten waren afgesloten.
Op basis hiervan concludeert het hof Amsterdam dat de verzekeringstussenpersoon –uit het enkele feit dat het betrof een direct marketingbureau met medewerkers- redelijkerwijs niet de conclusie had kunnen of moeten trekken dat werknemers regelmatig klanten bezoeken en aanleiding had moeten geven tot het adviseren van een passende verzekering voor dekking van risico’s verbonden aan werkverkeer. Dit kan ook niet worden aangemerkt als feit van algemene bekendheid. Tenslotte kan ook niet uit het feit dat er een pensioenverzekering was gesloten –en er dus sprake was van meerdere medewerkers op basis van de loonsom- de conclusie worden getrokken dat deze zich op de weg zouden begeven en een passende verzekering door de werkgever zou moeten worden afgesloten.
Aldus het hof Amsterdam is er geen sprake van een zorgplichtschending door de verzekeringstussenpersoon en wijst de vordering van Nationale Nederlanden af.
Advocaat aansprakelijkheidsrecht
Wilt u advies over aansprakelijkheid? Onze advocaten en aansprakelijkheidsjuristen staan u graag bij of beantwoorden uw vragen over aansprakelijkheid. Bel 0800-445500 of laat onderstaand uw gegevens achter.
Bron: Gerechtshof Amsterdam 21-12-2021 zaaknummer : 200.270.788/01 inh. zorgplicht verzekeringstussenpersoon