Afwijzing verzoek voorlopig deskundigenbericht in AOV zaak; strijd met goede procesorde; sprake van doorkruising van de tussen partijen reeds aanhangige procedure.
In deze zaak verzoekt de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar (AOV) Movir de rechtbank Amsterdam om toewijzing voor het starten van een voorlopig deskundigenbericht.
Bij de beoordeling heeft artikel 202 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te gelden. Dit houdt in dat de rechtbank bij het beoordelen van een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigen bericht geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht moet worden toegewezen als het voldoende ter zake dienend en concreet is, en de gestelde feiten met het deskundigenbericht bewezen kunnen worden. De rechtbank kan alleen afwijzen als er sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van recht of een ander zwaarwegend belang.
Voorlopig deskundigenbericht
In de rechtszaak discussiëren partijen middels hun advocaat over het belang van Movir. Volgens de advocaat van verweerder is het niet ter zake dienend en is er sprake van misbruik van recht.
De rechtbank Amsterdam overweegt het volgende.
Allereerst is tussen partijen een bodemprocedure aanhangig waarin de verzekerde van Movir vorderde om te verklaren voor recht dat de klachten onder de dekking vallen van de afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Movir, en dat Movir gehouden is daarom tot het verlenen van dekking over te gaan en dus dient uit te betalen.
In de bodemprocedure heeft de rechtbank Amsterdam twee tussenvonnissen gegeven.
Allereerst staat het volgens de rechtbank vast dat er sprake is van een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld en daarmee ‘medisch is vast te stellen als een stoornis als gevolg van ziekte’ in de zin van de polisvoorwaarden. Zij concludeerde dit op grond van een eerder uitgevoerd deskundigenonderzoek.
Hoger beroep tegen tussenvonnis
Ook heeft de rechtbank bepaald in dat tussenvonnis de over en weer aangevoerde argumenten niet leiden tot een ander oordeel. Er zal op basis van deze rapportage geen nadere vraagstelling worden gelast aan de deskundige neurologen, ook zal een nieuw neurologisch onderzoek niet worden toegestaan. Tenslotte is hoger beroep tegen het tussenvonnis door de rechtbank uitgesloten.
In een volgend tussenvonnis is een verzekeringsgeneeskundige benoemd en heeft de rechtbank Amsterdam opgemerkt dat daarna ook een arbeidsdeskundige zal worden aangewezen. De rechtbank heeft deze route uitgezet. Ook tegen dit tussenvonnis was geen hoger beroep toegestaan. Het door de rechtbank uitgestippelde traject is momenteel in gang gezet.
De AOV Movir heeft na deze twee tussenvonnissen het verzoekschrift ingediend met het verzoek een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. In feite komt dit er dan op neer dat Movir de bevindingen van de eerdere deskundige ter discussie wil stellen. Movir tornt daarmee aan de juistheid van het door de rechtbank Amsterdam afgegeven tussenvonnis.
Indienen verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht
Het staat partijen vrij om tijdens een lopende procedure een verzoekschrift in te dienen ten einde een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. In de onderhavige casus is door de rechtbank echter nadrukkelijk een beslissing genomen op grond van een eerder deskundigenbericht waarbij hoger beroep werd uitgesloten en er ook geen ruimte bestaat voor aanvullende vragen.
Als de rechtbank dit zou toewijzen wordt de in de beide tussenvonnissen uitgestippelde route nadrukkelijk doorkruist. Dat –naar het idee van de advocaat van Movir tijdswinst wordt geboekt omdat zij anders hoger beroep instelt tegen het eindvonnis- doet daar volgens de rechtbank Amsterdam niet aan af.
De rechtbank oordeelt dat bij toewijzing van het verzoek van de AOV verzekeraar de lopende bodemzaak op ontoelaatbare wijze wordt doorkruist en wijst het verzoek af vanwege strijd met de goede procesorde.
Advocaat in Nijmegen
Wilt u meer weten over het starten van een voorlopig deskundigenbericht, bel met onze advocaten procesrecht (024) 388 66 80.
Bron: rechtbank Amsterdam uitspraak 02-03-2020 : ECLI:NL:RBAMS:2020:1369